Lokaal werk

INDIVIDU EN GEMEENSCHAP

Individu en gemeenschap staan in een constante verhouding tot elkaar. Participatie in de gemeenschap is de beste garantie om de individuele vrijheid te beschermen. In het gemeenschapsleven, in zijn  vele vormen – zowel georganiseerd als spontaan ontstaan, beseffen individuen dat ze voor het realiseren van hun eigenbelang andere individuen nodig hebben. Het is in de gemeenschap, in het sociale weefsel, dat het individu door ervaring leert dat zijn eigenbelang niet ondergeschikt is aan het algemeen belang, maar er een onlosmakelijk deel van uitmaakt. Het is in de onderhandeling tussen de individuele eigenbelangen dat het algemeen belang ontstaat.

Daarom zijn verenigingen en spontane associaties, in de meest uiteenlopende vormen, de scholen van democratie. Overal waar mensen zich verenigen moeten individuen standpunten innemen en deze beargumenteren, met elkaar in discussie treden, overleg plegen, een consensus vinden en finaal een beslissing nemen. Of dat nu in een gezin, een buurtcomité, een wijkwerking, een sportvereniging, een jeugdbeweging, een school of een vriendengroep is, overal worden individuen opgeleid om deel te nemen aan de democratie. De democratie ontstaat niet uit grote, abstracte politieke vraagstukken, maar uit kleine, alledaagse problemen. Door zich in te zetten voor de gemeenschap, wordt het individu een burger.

Ons gevoel voor gemeenschap staat echter onder druk. Burgers dragen geen zorg meer voor de openbare ruimte, waardoor deze verloedert. Vandalisme, geweld en drugsmisbruik nemen toe. De overheid legt steeds meer beslag op de gemeenschap door deze te reguleren via een web van regeltjes, subsidies, projecten, actieplannen enzovoort.  Burgers geraken daardoor ontmoedigd en trekken zich terug, terwijl ze zich onttrekken aan elke individuele verantwoordelijkheid en deze doorschuiven naar de overheid. Individuen sluiten zich van elkaar af en verliezen het respect voor elkaar. Onze gemeenschap fragmenteert in geatomiseerde individuen en naast elkaar levende particuliere gemeenschappen.  Daartegen wil de N-VA in het verweer gaan. Als gemeenschapspartij is de N-VA een warme pleitbezorger van het gemeenschapsleven in al zijn diversiteit. Door gemeenschappen te ondersteunen kunnen wij vrijheid en democratie vrijwaren.  Alleen de vrijwillige vereniging van individuen met het oog op het algemeen belang is een gezonde basis voor de democratie.

Voor de N-VA zijn de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 daarom van cruciaal belang. Het is in de lokale besturen dat de fundamentele ideologische onderbouw van de N-VA het best tot zijn recht komt. Daar kunnen wij werk maken van een gezond en sterk sociaal weefsel, daar kunnen wij individuen de vrijheid geven om zich te ontplooien, daar kunnen wij vorm geven aan een levendig gemeenschapsgevoel. Voor ons is de gemeentelijke autonomie, de gemeentelijke democratie en de lokale vrijheid essentieel. De N-VA trekt dan ook naar de verkiezingen met vijf duidelijke krachtlijnen.

1.     Vrijheid en verantwoordelijkheid, rechten en plichten

Het kostbare sociale weefsel wordt van onderuit opgebouwd, niet van bovenaf opgelegd. Gemeenschapsleven ontstaat waar mensen elkaar kennen, waar ze elkaar ontmoeten, waar wijkscholen zijn, jeugdbewegingen, een actief verengingsleven, een bruisende horeca, een gezond ondernemingsklimaat, …. Kortom, waar mensen zich thuis voelen. Om een dergelijke gemeenschapsgevoel tot stand te laten komen, is een dragende basis nodig. Gezinnen, actieve senioren, een geëngageerde jeugd, werkende mensen, … zijn essentieel voor de opbouw van het kostbare weefsel van onze gemeenten en steden. Het lokale bestuur speelt daarin een sleutelrol door zorg te dragen voor het openbaar domein, door de orde en veiligheid te waarborgen, door de mobiliteit te verzekeren … Maar het is ook een taak van de burgers zelf, we moeten ook durven voor de eigen deur te keren – letterlijk en figuurlijk. We dragen allemaal een verantwoordelijkheid, ieder van ons, om samen een hechte en open gemeenschap te maken.

2.     Bevorderen, niet betuttelen

De lokale besturen kreunen onder de regeldrift. Beleidsplannen, behoefteanalyses, structuurplannen, statutenplannen, …  Steeds vaker moeten daarvoor extra ambtenaren worden aangeworven of een beroep worden gedaan op externe consultants. Vele kleine gemeenten kunnen niet meer aan die verplichtingen voldoen en lopen achter de feiten aan. Door het planlastdecreet werkt de Vlaamse regering aan het verminderen van deze bestuurlijke druk, maar ook bij de lokale besturen is de neiging ontstaan om de regellast door te schuiven naar de gemeenschap. Eindeloze subsidiedossiers moeten worden opgesteld, meerjarenplanningen moeten worden neergelegd, inventarissen moeten worden opgemaakt, complexe regels moeten worden nageleefd … Burgers die van hun recht op organisatie en inspraak gebruik maken, worden ontmoedigd door het oerwoud van regels dat op hen afkomt. Individuen verliezen hun zin voor initiatief, voor ondernemerschap, voor gemeenschappelijke doelen, … en ontslaan zichzelf van elke publieke verantwoordelijkheid door deze door te schuiven naar de overheid, die ondertussen vastloopt in haar eigen regeldrift. Subsidies, premies en een planmatige aanpak zijn noodzakelijk, maar mogen het gemeenschapsleven niet verstikken. Deze beleidsinstrumenten kunnen alleen maar gebruikt worden indien ze een duidelijke meerwaarde genereren. Subsidies moeten de werking van verenigingen bevorderen, ze mogen niet het doel worden van verenigingen. We moeten afstappen van het idee dat wat het individu zelf kan, de overheid beter kan, en terug ruimte geven aan de gemeenschap.

3.     Inspraak, maar ook uitspraak

Om de ‘kloof met de burger’ te dichten, kwam vanaf de jaren negentig de ‘inspraak’ van de burger als essentieel onderdeel van de politieke besluitvorming naar voren. Beleid kon pas gevoerd worden, als de burger zijn zegje had gedaan: infovergaderingen, adviescommissies, allerhande raden, gemeentelijke referenda , …  . Steeds meer intermediaire organen werden ingesteld tussen de overheid met de gemeenschap, met als doel inspraak van de burger te organiseren. En dat is uiterst positief, inspraak is en blijft onmisbaar. Maar er wordt te veel inspraak gecreëerd die geen inspraak is. De N-VA gelooft in de gemeenteraad als het hart van de democratie en wil daarom het primaat van de democratische besluitvorming herstellen. Politieke beleidsmakers moeten hun verantwoordelijkheid kunnen opnemen. Bovendien leggen  beleidsmakers teveel de focus op de input van de burger bij het beleid, en te weinig – of beter: helemaal niet – bij de output van het beleid. De burger kan en mag ook zijn rol spelen bij de uitvoering van beleid. Hij kan betrokken worden om zelf zaken in gang te zetten en uit te voeren. Goed bestuur is niet enkel voor de gemeenschap, maar ook van de gemeenschap én door de gemeenschap.

4.     Efficiënte en krachtige lokale besturen

Binnen het kader van het Witboek interne staatshervorming zet de N-VA in op de maximale invulling van de lokale autonomie. Een lokale autonomie die wordt ingezet om een zuiver en transparant beleid te voeren, dat beantwoordt aan de behoeften van de gemeenschap en niet aan de particuliere behoeften van bevriende organisaties. Een modern, professioneel en slank ambtenarenapparaat moet het lokale bestuur toelaten om doeltreffend en snel in te spelen op de verwachtingen van de burgers. De overheid kan niet alles oplossen, maar het is voor het vertrouwen van de burger cruciaal dat hij weet dat de overheid kan instaan voor haar kerntaken. De N-VA staat voor duidelijke keuzes. De financiële uitdagingen die op onze steden en gemeenten afkomen, mogen niet onderschat worden. De situatie in sommige lokale besturen is ronduit penibel. De N-VA streeft dan ook naar een strikte budgettaire orthodoxie. Lokale besturen mogen er niet voor terugdeinzen om bepaalde taken over te laten aan de markt en de gemeenschap. Volgens de N-VA krijgen zo de burgers kansen om hun verantwoordelijkheid op te nemen.

5.     Vlaanderen en Europa

Onze gemeenten en steden zijn Vlaamse gemeenten en steden. Dat lijkt een vanzelfsprekendheid, maar toch is het dat niet. Een gemeenschapsgevoel kan enkel ontstaan als burgers met elkaar communiceren, als ze met elkaar in overleg treden. Daarom is het noodzakelijk dat iedereen dezelfde taal spreekt. Taal verbindt ons allen. Wie geen Nederlands kan, snijdt zich af van de gemeenschap en ontzegt zichzelf kansen. We moeten blijven inzetten op taalkennis. Onze taal is voor veel mensen nog steeds het middel tot sociale promotie. Maar ook in contacten tussen de overheid en de burger is taalgebruik essentieel. Door in overheidscommunicatie een eenvoudig en duidelijk Nederlands te hanteren, kunnen alle burgers betrokken worden bij het beleid en bij de gemeenschap.

Onze gemeenten en steden zijn Europese gemeenten en steden. Burgerbetrokkenheid is zowel een fundamentele doelstelling als de basis voor het optreden van de Europese Unie. Het is dan ook van belang dat de nodige aandacht gegeven wordt aan het Europese karakter van onze gemeenten en steden. Dit kan bijvoorbeeld door een lokaal infopunt over Europa te voorzien, met folders en brochures over onder meer studeren en wonen in het buitenland, het beleid van de EU en milieu-initiatieven. Ook kunnen steden en gemeenten financiële steun verwerven van de EU via de structuurfondsen (die welvaartsverschillen tussen regio’s moeten verkleinen) of sectorale programma’s (die steun verlenen aan projecten rond specifieke thema’s zoals milieu, jeugd, cultuur en Europese uitwisselingsprojecten).